| 2009 |

| reflecties over de Wonderkamer | home |

 

‘Iedere Nederlander een culturele loopbaan’

 

INTERVIEW JAN JAAP KNOL. De nieuwe directeur van het Fonds voor Cultuurparticipatie wil mensen betrekken bij kunst. Door Harmen Bockma; gepubliceerd op 14 april 2009 18:23, bijgewerkt op 18:25

AMSTERDAM - ‘Hoe krijgen we meer mensen naar voorstellingen en exposities. De passieve deelname aan kunst, daar is de afgelopen jaren veel nadruk op gelegd. Wij willen juist de eigen kunstuitingen van mensen bevorderen. Zelf iets maken geeft plezier en geluk, en maakt bovendien de beleving van professionele kunst en cultuur intensiever.’

Het nieuwe Fonds voor Cultuurparticipatie, dat onder leiding staat van Jan Jaap Knol (45), heeft per jaar 31 miljoen euro om de amateurkunst in Nederland te bevorderen. Het is een omvangrijke sector: 5,5 miljoen mensen doen aan actieve kunstbeoefening. Tegenover iedere euro die de overheid aan amateurkunst bijdraagt, staat 10 euro die de amateurkunstenaar zelf aan zijn of haar hobby besteedt, werd vorig jaar berekend.

Amateurkunst krijgt al lange tijd steun, vooral van gemeenten en provincies, maar een groot landelijk fonds is nieuw.

‘Onze definitie van kunst en cultuur is ruimer dan in delen van de professionele kunstwereld’, zegt Knol. ‘Wat niet wil zeggen dat kwaliteit bij ons niet telt.’ Het fonds geeft vierjarige subsidies aan bijvoorbeeld het Davina van Wely Vioolconcours, Popsport, Buitenkunst en het Rotterdams Wijktheater. Het gaat subsidie verlenen op terreinen als cultuureducatie, urban culture (grootstedelijke jongerencultuur) en koorbegeleiding.

Speciale aandacht krijgen de samenwerking tussen amateurs en professionals en het muziekonderwijs. Het plan is om veel meer kinderen actief aan muziek te laten doen. ‘En dat kan ook op een Turkse sas zijn, of met een Afro-Caribisch percussie-instrument’, zegt Knol.

Het fonds heeft ook als taak gekregen zich te buigen over volkscultuur, een onderwerp dat ruim een jaar geleden onder enig hoongelach van collega’s van andere partijen door het CDA-Kamerlid Nicolien van Vroonhoven op de politieke agenda werd gezet. Knol: ‘Het is gemakkelijk om met dedain te spreken over het aandacht schenken aan volkscultuur. Om te doen alsof iedereen die een carnavalskostuum koopt, subsidie gaat krijgen van ons. Dat is niet zo. Maar we leven in een tijd waarin veel mensen zich willen verdiepen in geschiedenis en lokale tradities. Hoe komt dat? Vormt die belangstelling een tegenhanger van globalisering en commercialisering? Gaat het om een zoektocht naar identiteit? En welke rol speelt de overheid hierin?’

Het fonds gaat per jaar een half miljoen euro steken in de ontwikkeling van volkscultuur als beleidsterrein. En ja, wie weet gaat het ook een tentoonstelling steunen over merklappen, hoe smalend sommige liefhebbers van Hoge Kunst daar ook op mogen reageren. ‘Belangrijker is wat zo’n expositie vertelt over onze hedendaagse omgang met volkscultuur.’

Een ander belangrijk terrein is het erfgoed. Kijk naar het Stadsmuseum Zoetermeer, dat met de voorwerpen van inwoners in de Wonderkamer toont dat de gemeente veel meer is dan een slaapstad. Ook daar zie je weer die grote behoefte om bezig te zijn met de eigen identiteit. Die kan zich overigens ook richten op hedendaagse straatcultuur, zoals blijkt uit een project van het Historisch Museum Rotterdam over de jeugd in Rotterdam-Zuid.’

In zijn onlangs gepresenteerde beleidsplan spreekt het fonds van cultureel burgerschap, een term die een paar jaar geleden is gemunt door de Raad voor Cultuur. Die vindt, en het fonds met hem, dat deelname aan kunst burgers weerbaarder maakt, en de onderlinge binding in dorp, wijk of stad kan versterken. Het fonds wil iedereen in de gelegenheid stellen zijn leven lang te werken aan een ‘culturele loopbaan’. De missie van het fonds is om iedere Nederlander, te beginnen bij jongeren, op termijn actief in aanraking te laten komen met ten minste één cultuurdiscipline, via amateurkunst, cultuureducatie of volkscultuur.

Het roept de vraag op of de overheid zich niet al te zeer bemoeit met het privéleven van haar burgers. Krijgt iemand die geen zin heeft in een schildercursus de cultuurpolitie op zijn dak? ‘Er zijn natuurlijk zat mensen die heel gelukkig zijn zonder kunst en cultuur’, zegt Knol. ‘Die hoeven zich echt niet ongerust te maken. We schrijven niemand iets voor, maar we streven er wel naar zoveel mogelijk mensen te interesseren.’