| Introduktie Wind Mee en het cultuurhistorische perspektief door Ingrid van Santen |

Wat kan de betekenis van kunst zijn in deze strook Zuidhollands landschap, waar een fietstraject van 65 kilometer lengte is gesitueerd en dat zowel aan de Noordzee als aan de industriele Nieuwe Waterweg grenst?

 

| Vissersverhalen en Zeehelden |

| Monumenten en folklore |

| Erfgoed en nieuwe culturen |

In dit cultureel bepaald gebied zal  de fietser / recreant / toerist of kunstliefhebber  zondermeer de grote verscheidenheid ervaren. Met een wisselwerking tussen romantiek en realiteitszin verplaatst de fietser zich langs duinen en zee met de blik op oceaanstomers en handelsroutes, passeert zwanen in het décor van grote petrochemische industriën langs de Nieuwe waterweg. Verspreid liggen bunkers, forten en staaltjes van waterbeheersing en men passeert het Westland met zijn industrieel-agrarisch kassenbouwgebied. De recreant komt ook volop aan zijn trekken met een keur aan pannekoekenhuizen, koffietenten, ijskarren of vispaleizen.

De stichting Kunst en Fietswerk heeft een paar jaar geleden het initiatief genomen om de kunst en cultuur aan deze fietsroute in kaart te brengen en een breed publiek in aanraking te brengen met kunst in het publiek domein. De verschuiving van fietsroute naar kunstfietsroute is daarmee een feit, maar de vraag naar betekenis en samenhang werpt zich daarmee des te meer op. Het gebied is bijzonder in potentie, maar de bezoeker ervaart een grote verscheidenheid die geen onderlinge cohesie kent.

Daartoe stelde de stichting zich ten doel om een (meer)jaarlijks kunstplan te ontwikkelen om nieuwe en tijdelijke kunstprojekten toe te voegen aan het bestaande aanbod van kunst en cultuur.

De route, de bestaande kunstwerken en de relatie met het publiek zijn de drie uitgangspunten. Maar daarnaast zal in elk opeenvolgend jaar een perspectief worden gekozen waarmee de kunstenaars aan de slag kunnen gaan.

Door elk jaar vanuit een ander perspektief te kijken, kan  in de loop van de tijd een interessante gelaagdheid van de kunst en fietsroute ontstaan. Inherent aan dit concept is de verwachting dat de rijkdom van de route op velerlei niveau’s zal groeien en niet alleen daarmee aan populariteit zal toenemen, maar ook op kunst en wetenschappelijk gebied interessant is. Er zal een fysiek en mentaal vlechtwerk kunnen ontstaan, waarvan de daadwerkelijke fietroute een van de mogelijkheden zal zijn om deze te beleven, naast de digitale, literaire, journalistieke en wetenschappelijke kanalen.

Zomer 2004 wordt voor de eerste keer deze nieuwe component geintroduceerd.

In het kunstprojekt WindMee is aan zes kunstenaars gevraagd  een concept te ontwikkelen, waarin zowel de kunstfietsroute als het gebied als één geheel benaderd wordt

De kunstenaars zullen niet letterlijk een nieuw beeld aan de kunstfietsroute toe voegen, aangezien zij vanuit een andere houding opereren.

Communicatie is hun medium in plaats van steen of staal. Zij stellen vragen over kijken: hoe kijken we en waarom kijken we op deze manier. Kunstenaars treden als bemiddelaars van het waarnemen op :zij morrelen aan verwachtingspatronen,

richten de blik van het publiek op een avontuurlijke wijze en verhouden zich kritisch. Daarbij wordt  de ervaring van het publiek centraal gesteld via diverse media. Met hun bijdragen bewerkstelligen de kunstenaars dat voor het publiek zowel letterlijk als figuurlijk nieuwe terreinen ontsloten kunnen worden. Daarbij zal de website ook als belangrijk artistiek podium kunnen dienen, waarop uiteenlopende kunstenaarsbijdragen geplaatst worden. Het publiek wordt deelgenoot gemaakt van de concepten van zes kunstenaars waarbij hun blik wordt gericht op diverse aspekten van de cultuur en geschiedenis van dit gebied. Op deze wijze kan men een zelfstandig en individueel  avontuur aangaan en is er eerder sprake van een ontdekkingsreis.

De invalshoek van WindMee2004 is de cultuurhistorie.

Om dit enorme onderzoeksgebied te begrenzen is gekozen voor de richting etnologie, waarin de cultuur van het dagelijks leven in verleden en heden centraal staat. (onderzoek naar feesten, rituelen, religieuze cultuur, orale en materiele cultuur)

Vooraf werd de kunstenaars een reader aangeboden, waarbij een selectie van kranten artikelen, wetenschappelijke teksten en ontwikkelingen in de etnologie als denkkader kon dienen.

Een expert op dit gebied is etnoloog Gerard Rooijakkers, verbonden aan Het Meertens Instituut in Amsterdam, dat bekend geworden is als ‘Het Bureau’ naar de roman van J.J.Voskuil. Aanvankelijk deed men wetenschappelijk onderzoek naar authentieke volkscultuur (vaak boerencultuur) om deze nog zoveel mogelijk in kaart te brengen en daarmee aan de vergetelheid te onttrekken. Gewoonten op het platteland, zoals feesten, rituelen, liederen, verhalen of gereedschappen die werden gebruikt, de oprichting van openluchtmusea of streekmusea waar zoveel mogelijk werd bewaard en gereconstrueerd moest ons een beeld geven van ‘hoe het ooit was geweest’. Dat men  zich hiermee op glad ijs bevond werd keer op keer beargumenteerd door Voskuil die uiterst kritisch stond tegenover het romantische beeld van volkcultuur dat tijdloos, gemeenschapsgebonden en onbedorven zou zijn. Bij het onderzoek naar de verspreiding van de kerstboom en de kerstviering bleek bijvoorbeeld dat de enorme invloed van de commerciele advertenties in de dagbladpers hadden bijgedragen tot de populariteit ervan. De kerstboom, afkomstig uit Duitsland, verspreidde zich in de 19e eeuw via winkeliers, zondagsscholen en de hogere sociale groepen en daarmee wordt een eeuwenoud gebruik ontmaskert. Deze serieuze wetenschappelijke onderzoeken krijgen een hilarische ondertoon in zijn roman, die vanaf voorjaar 2004 als hoorspel te beluisteren is.

Enerzijds zijn er de uiterts kritische wetenschappers als Voskuil en Rooijakkers, anderzijds is er een groeiend gebied van belangstellende amateurs en geinteresseeerden in traditionele cultuur van woonplaats, regio etc. Het huidige Nederlands Centrum voor Volkscultuur is hieruit voortgekomen en dit stimuleert de belangstelling van het grote publiek voor de cultuur van het dagelijksleven. Hun inzet voor de actieve folklorebeoefening waren een bron van ergenis voor kritsche wetenschappers, die via onderzoeken er langzamerhand van overtuigd waren dat weinig cultuuruitingen authentiek waren en veel ontmaskerd kon worden als ‘invented tradition’ of ‘folklorisme’. Maar het demonteren van mythen blijkt na zo’n dertig jaar nog steeds een gevecht tegen de bierkaai te zijn : het populaire karakter van culturele wortels, heembinding en folklorisme neemt alleen maar toe. Het amateuristische circuit van de Boerenwaagclub of de Nederlandse Volksdansvereniging e.d. is groot.

De Paasvuren worden in het oosten van het land steeds meer ontstoken en de VVV’s adverteren vol enthousiasme over midwinterhoornblazen in Twente. Dit soort oude gebruiken werden in de afgelopen eeuw geinventariseerd, geidealiseerd en vervolgens gerevalideerd. Gerard Rooijakkers laat zich in talloze artikelen kritisch uit over de opvatting van “volkskunde als een soort kritiekloze nostalgische verheerlijking van de goeie oude tijd : klompendansende boeren met een rode zakdoek en pet, die driftig de dorsvlegel hanteren en zelfs niet meer door toeristen serieus worden genomen.”

Maar de toeristenindustrie groeit en bloeit bijvoorbeeld op de Zaanse Schans met  geconserveerde houten huisjes en de eerste winkel van Albert Heijn: een décor van nostalgie. Op deze lokatie speelt Toneelgroep Wederzijds deze zomer jeugdtheater om om kinderen uit de streek enige binding te geven met hun omgeving en ze historisch besef bij te brengen.

En ook blijven de klomp en de tulp het beeld van de Hollandse cultuur domineren, terwijl het algemeen bekend is dat de klomp afkomstig is uit Frankrijk en de tulp uit Turkije.

Iedere Zwitser kent het verhaal van Wilhelm Tell, maar hoewel het verhaal van de pijl en de appel vooral uit de verbeelding is ontsproten wordt hij gekoesterd.

Kortom de mythen worden in stand gehouden of is hier sprake van een vorm van culturele oplichterij?

Modern etnologen bewegen zich binnen de hedendaagse samenleving, waarbij visuele marketing zo’n belangrijke rol speelt. Communicatie is van cruciaal belang : vorming en omgang met beelden zijn onderzoeksgebieden.

Wat te denken van de inzet van folklore in de reclame?

Klederdracht als suggestief marketingmiddel : haring wordt aanbevolen door een meisje in Hollandse klederdracht en straalt daarmee traditie en kwaliteit uit. Rooijakkers geeft hier talloze voorbeelden van : industrieel gebrouwen bier krijgt ambachtelijk imago en hun oudste produktievestiging wordt zelfs een bedrijfsmuseum dat veel toeristen trekt. Deze commnicatiestrategieen blijken te werken : de consument koopt allang niet alleen het produkt, maar afficheert zich met toegevoegde symbolische waarde. Grote onderneming werken zeer bewust aan een bepaalde cultuur (vlaggen, logo’s, liederen, rituelen). Beeldvorming/ideologie/illusies/ nemen het over van de feiten en produkten.

Wanneer in navolging van deze kritische benaderingswijzen begrippen als authenticiteit, traditie en identiteit onder de loep worden genomen en de Nederlandse cultuur als een dynamisch onderzoeksgebied wordt opgevat komen er nieuwe benaderingswijzen in zicht.

Hoe komt betekenisgeving tot stand en door wie en hoe ontstaat beeldvorming? Dit zijn vragen die parallel lopen met de onderzoekende houding van de kunstenaars in Wind Mee (die eveneens communicatie en publiek centraal stellen.)

 

 

| 2004 - 2005|

| cultuurhistorisch perspectief WindMee |

home kunstenfietswerk/WindMee | home |

Kunst en Fietswerk

Buiten - in het publieke domein - bevindt zich een grote verzameling kunst, een ware 'collectie'. Nederland heeft een jarenlange traditie opgebouwd op het gebied van kunst in de openbare ruimte. Na de tweede wereldoorlog heeft met name de overheid als opdrachtgever gefunktioneerd met ondermeer als doel een betekenisvolle omgeving te creëren evenals het publiek in aanraking te brengen met educatieve en esthetische waarden van beeldende kunst. Hoewel beheer en behoud van deze inmiddels veelomvattende verzameling in de belangstelling staan, is het veel moeilijker om de geschiedenis, samenhang en context van deze collectie te ontsluiten. Diverse steden en gemeenten brachten hun kunst in de openbare ruimte in kaart en in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam verschenen beeldengidsen.

De kunstfietsroute Rotterdam - Hoek van Holland- Den Haag begint in de grote steden die als openlucht musea van de kunst in de openbare ruimte te ervaren zijn. Langs het fietspad zijn met kleine omwegen door bijvoorbeeld Maassluis, Vlaardingen of Schiedam ook enige interessante sculpturen te zien. De ontwikkeling van kunst in de openbare ruimte is kortweg samen te vatten als een accentverschuiving van het autonome kunstwerk naar de lokatie en van de lokatie naar het publiek . In de onderstaande tekst worden voorbeelden gekozen aan de hand van deze drie fasen. Leidraad hierbij is het cultuurhistorisch perspectief van Wind Mee. De nadruk ligt op het dagelijks leven in het verleden en heden. Het dagelijks leven zoals dat is gevat in verhalen, voorwerpen, beelden, gebruiken en locaties. Aandacht wordt ook besteed aan de authenticiteit van de cultuurhistorische beleving en het gevaar voor geschiedvervalsing.